bonnenstok de
  1. bonestaak

    Hij is zo stief as een bonestok (Dwingelo)

    Hij haar een angel maokt van een bonestok (Roderwolde)

    Hij lat hum een bonenstok op de kop anscharpen veur een halvie

    het gaat hem weer beter

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...