Ook: botte (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)
bot
De hond löp mit een botte in de bek (Klazienaveen)
Ik heb mij flink esnene; het bot is eraakt (Ruinerwold)
Hij is zo mager, ie kunt mit de botten wal twaalf uur luden (Barger Oosterveld)
Het is een boezeroen mit botten
zich er niets van aantrekken
Hij is zo kold as een bot (Diever)
Wij wilt bottie bij bottie leggen
zie ook
Hie mus ofstaand doon van het kind en dat gung hum deur een haard bot
naar bed
Ik heb het geweldig in de botten (Eext)
Daor zei ik gien botten in
de baas zijn
Hie wil niet geern de botten plaogen
naar bed
Het komp joe wal an de botten
naar bed
Iem. op de botten stoten
kippen
IJ moet hum flink op de botten zitten, dan kriej je geld wal (Sleen)
Het mes is zo stomp as een bot (Eelde)