bot I -ten, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: botte (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. bot

    De hond löp mit een botte in de bek (Klazienaveen)

    Ik heb mij flink esnene; het bot is eraakt (Ruinerwold)

    Hij is zo mager, ie kunt mit de botten wal twaalf uur luden (Barger Oosterveld)

    Het is een boezeroen mit botten

    zich er niets van aantrekken

    Hij is zo kold as een bot (Diever)

    Wij wilt bottie bij bottie leggen

    zie ook

    Hie mus ofstaand doon van het kind en dat gung hum deur een haard bot

    naar bed

    Ik heb het geweldig in de botten (Eext)

    Daor zei ik gien botten in

    de baas zijn

    Hie wil niet geern de botten plaogen

    naar bed

    Het komp joe wal an de botten

    naar bed

    Iem. op de botten stoten

    kippen

    IJ moet hum flink op de botten zitten, dan kriej je geld wal (Sleen)

    Het mes is zo stomp as een bot (Eelde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...