bröds bijvoeglijk naamwoord
  1. broeds

    Een brödse hen kwam in een zak an de boom te hangen (Borger)

    Een brödse kiepe meuj mit de konte in het water haolden, dan giet het wel aover (Hollandscheveld)

    Het aol wief is bröds, ze zit de heile dag op stoul (Roderwolde)

    Die is ok aordig bröds

    ook als twee woorden en niet aaneen geschreven:

    brödsig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...