brandiezer het
  1. ijzeren staaf voor het peilen van hitte in stro- of hooiberg

    Het brandiezer möt er even in, het liekt niet goed (Sleen)

    Zie ook:
  2. ijzer om merktekens te branden

    Het veefonds gebroekt brandiezers um marken in de heurns an te brengen (Padhuis)

    Ik heb een neie schubbe kregen en ik heb mit een brandiezer mien naom der in braand (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  3. stang in de vorm van een wandelstok om gaten te maken in een houtskoolhoop

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...