brijen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: braaien (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. onduidelijk spreken, brabbelen

    Zie ook:
  2. de brouw -r zeggen(Zuidwest-Drenthe)

    Hij brijt wat, hij kan de r niet zeggen (Ruinerwold)

    Een Zwolse, die brijt (Meppel)

    Zie ook:
  3. tot brij worden(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Die èerappels brijt, dat bint ofkaokers (Hollandscheveld)

    De weg brijt, het is een brijpot

    daar draait het op uit

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...