brillen werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. een bil dragen

    Zo zachiesan brilt onze hele familie (Noordscheschut)

    Zie ook:
  2. een bril opzetten(Veenkoloniƫn)

    Wie gaon de kippen brillen

    animo om te kopen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...