Ook: breuden, breuiden (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), breun (Zuidwest-Drenthe), bruun (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), bruden, bruiden (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), bruun II
bruin
Het kiend hef mooie broene ogen (Dwingelo)
De heide wordt al weer broen (Eext)
Het giet er broen um weg
loop naar de pomp
Zij bakt het wal aordig broen (Hijken)
Hij legt het nog wel is broen an
eet traag
Hij is zo broen as een padde
draai er niet omheen
Dat broene past niet bie dat geel (Barger Oosterveld)
Hij hef een mooie brune veur de wagen
van vleesnat (Ruw), ook
De olde broene laoten draven
wat een lelijke kerel
Dat kan de broen niet trekken
het is niet passend
Dan zet ie er de zwarte maar bij veur (Hollandscheveld)