brommer(d) -s, de
  1. bromvlieg, vleesvlieg

    Der zit een brommer aachter het gerdien (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. runderhorzel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Een brommer leg de aier onder de kouhoed (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  3. iem. met veel bezittingen(Midden-Drenthe)

    M., dat een dikke brommerd was

    Zie ook:
  4. bromfiets

    Hij is met de brommer over de kop gaon (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...