, (on)overg)
Zie ook:brouwen
Zie brouwden vroouger bier in Gasselt (Gasselte)
Ik zal vanmiddag nog wal even wat terecht brouwen
een slechte reputatie (wh:ti) *
Die brouwt er ok niet veul van
een rare slungel
dreigen van de lucht
Het brouwt aordig in de lucht, wij kunt wal is onweer kriegen (Oosterhesselen)
husselen
Zij brouwt alles deur mekaar en dan moej het nog opeten ok (Weiteveen)
onduidelijk spreken(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Die man, die brouwt zo, ie kunt hum haost niet verstaon (Zwiggelte)