bukken I -s, de, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: bokken II, bokking (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. bokking

    Nim even een riesien bukkens met van de mark (Padhuis)

    Der waren drie soorten bukkens: spekbukkens, stoombukkens en dreuge bukkens (Sleen)

    Zie ook:
  2. van personen

    Wat een stieve bukken

    is goed voor loslijvigheid

    Wat is dat een dreuge bukken van een vent (Drouwen)

    Wat bin je ok toch een bukken! Nou hej het weer vergeten

    openslaande

    Het is mor zo'n bukken van een kerelie

    zijn gulp staat open

    Zie ook:
  3. steek onder water(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij hadde nogal wat praoties, maor toen kreeg hij een goeie bokken te pruven en höldt zich varder w (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...