bult -en, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: bulte (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), bulde (Veenkoloniën)

  1. hoop

    De èerpels bewaar ie het beste in de bulte

    tegen half febr. moet de winter ophouden (N);

    Wat zit ie toch raar in een bultien

    de gevolgen dragen (Zwig), zie ook

    Wel hef dat oet de bulten stöt

    is lui

    Ik lage in een bulte van het lachen (Dwingelo)

    Hij lop wat om de bulten

    zie ook

    Der zit dikke bulten an de locht

    erin luizen

    Zie ook:
  2. opgestapelde hoop

    Bulten zetten was een vak; hier was eine, dei zette 40 vouer op een wagenrad

    zie ook

    Wij hebt de rogge an de bult

    hij doet niets

    het heui an de bulten (Uffelte)

    hij is zo traag

    miet

    Wij hadden vrogger een bult turf bij huus

    de pineut

    Törf in de bult zetten

    aan de (Duitse) pijp

    Een bult is 21 x 11 vout, 16 laogen en dan de zettels en dan nog 16 laogen in de gevel (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  3. grote hoeveelheid

    Hij hef een bulte geld (Diever)

    Hij hef een hiele bulte rommel op ereuumd (Hoogeveen)

    Der is een bult water vallen de leste tied (Barger Compascuum)

    Het is een bult zien eigen schuld

    praatte er omheen

    Der komt een bult eerpels oet (Grolloo)

    Zie ook:
  4. buil, verhevenheid

    Wat hes do jao een dikke bult an de kop (Padhuis)

    Der zit een bult in de weg (Gasselte)

    De koe hef een bult an het bien

    klein

    Zie ook:
  5. bochel

    Dat mannegie is met een bult geboren (Balloo)

    op een wat rare manier of tijd

    last

    Zie ook:
  6. verhemelte

    Hij stöt een bettien an de bult (Padhuis)

    an de bulten

    onhandelbare dieren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...