bulterig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. oneffen

    Die neie weg is zo bulterig, dat fietst ook niet lekker (Hoogeveen)

    Het is slim bulterig laand hieraachter (Eext)

    Wat zi'j jo bulterig in het gezicht (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...