bunen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: beunen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. woelen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Ha, lig toch stil, te bunen ok altied (Sleen)

    De mot buunt

    ook als laatste regel

    Zie ook:
  2. hard lopen of werken

    Wij mussen der tegen bunen um klaor te kommen (Stieltjeskanaal)

    Die mèenschen moet hard bunen um de kop boven water te holden (Weerdinge)

    Zie ook:
  3. donderjagen

    Kinder, ij moet niet zo bunen, wees is wat kalmer (Padhuis)

    Ie mut niet zo met dat peerd bunen (Coevorden)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...