buuk I buken, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: beuk (Zuidoost-Drenthe), beuke (Zuidwest-Drenthe), bèuke (Zuidwest-Drenthe Zuid), beuik (Kop van Drenthe)

  1. beuk

    Net in de bochte van dat pad stiet een dikke beuke (Hoogeveen)

    terechtgebracht

    bukenboom

    Zie ook:
  2. beukennootje(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wij gaot hen buken zuken, de grond is bezèeid met buken (Sleen)

    *Zuuk de buuk, mar wiek van de iek

    geeft niet

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...