buus I buzen, dehet, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: buze (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), buutse (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), buuste

  1. zak in of op een kledingstuk

    Hij haar de haanden diepe in de buze (Dwingelo)

    Vrouwlu hadden een buutse mit banden der aan over de onderrok (Valthermond)

    mit baandties tussen de rokken en daor kunden ze dan mit de haand deur het buusgat op zied van de ro (Hollandscheveld)

    dat was de lösse buus (Sleen)

    Een buutsie op een boezeroene (Emmer Compascuum)

    Dat moej heur in de buze doen; zij kan het goed overbrengen (Zuidwolde)

    Hij lat hum niet in de buze pissen

    Antw. geen één, want een man heeft geen poten en de katten werden gedragen (Mep), z. ook bij

    De buze ummekeren

    mannelijk uiterlijk

    Die kan je het geld oet de buus praoten (Gieten)

    Ik heb mij de buus oetlacht

    ziek zijn. De zieke kreeg, als hij even opstond een mantel om voor de kou

    Dat kun ik in de buse stikken

    zwanger zijn

    Hie hef een gat in de buus

    z. ook

    Zie ook:
  2. kleine jongen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Nou moej die buzen ies mooi mit menaar zien speulen (Broekhuizen)

    Zie ook:
  3. sufferd, druiloor(Zuidwest-Drenthe)

    Gao weg jong, buze! (Dwingelo)

    *Hej een dichte buus, dan kuj de week der instoppen

    z. ook

    Ie kunnen gien nakende kerel in de buze miegen

    [grof gras]

    Der zit gien buus op het lèeste hemd

    een aantal keren

    IJ hebt later het buus almaol even groot

    hem heeft nooit iets gemankeerd (Sle), z. ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...