commies commiezen,, de

Ook: kemies

  1. commies

    Wij hebt de commies haad van de belasting (Dwingelo)

    Hij hef vrogger an de grens elegen as commies (Meppel)

    Die kemiezen lopt der ok weer te kontroleren (Sleen)

    De commiezen hadden de streuper al laank in de smiezen (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...