complot, samenzwering
Hij zat ok met in het complot (Nieuw Dordrecht)
De hele buurte is ien complot (Fluitenberg)
één complottie (Buinen)
groep
Der lop 'n hiel complot van die belhamels (Sleen)
Bekonkelfoezen doet gewoonlijk een complottien van mensen
naaimachine