dof, mat, zonder glans
Die stoel
is zo dof, ik kan er gien glaans op kriegen (Meppel)
IJ hebt daor een mooie doffe kleur op maakt, mor hej het niet wat te dof
op de kast jagen
Lamert zien stem klinkt slim dof (Eext)
Wat een doffe slag was dat (Oosterhesselen)
vochtig(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Het regent eigenlijk niet, maar het is wel wat dof (Broekhuizen)
In die kaste is het aaid wat dof (Beilen)
Doe a'k het good van de liende haalde, was het nog wat dof (Ruinerwold)
Even met de doffe douk er bij langes (Norg)
z. ook
slof
versuft(Veenkoloniën)
Ik kreeg een klap op de kop, ik wör der dof van (Valthermond)
z. ook
doffig