dörstig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: dörsterig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. dorstig

    Wat is het dörstig weer, je kunt wal an het drinken blieven (Padhuis)

    Spitten is dörstig waark (Diever)

    Wat drink ie veule. Bi'j zo dorsterig (Noordscheschut)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...