dagleggen overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe
  1. van plan zijn, vastleggen

    Dat waark hebben wij veur mörgen daglegd (Zuidlaren)

    Wij haren oe net dag elegd

    z. ook

    Zie ook:
  2. aan het verstand brengen, ernstig waarschuwen, betaald zetten(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ik zal het hum dagleggen

    precies op tijd

    Dat za'k oe dagleggen

    dat kan niet missen

    Zij harren hum een pak slaag dag elegd

    het fijne van de zaak

    Hij hef hum dag elegd

    misdienaar zijn

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...