dampen werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: daampen (Zuidwest-Drenthe)

  1. dampen

    Het was warm op de dèle, de koenen stunden op de stal te daampen (Ruinerwold)

    De ketel dampt

    bent altijd haantje de voorste

    Die vent, die lög, het dampt hum under de pet weg

    vleit hem

    Zie ook:
  2. roken

    Die kerels zit hier te dampen, het is der blauw van de rook (Hijken)

    Zij daampt sigaretten as een grote (Hoogeveen)

    Het dampt hum um de kop

    weet niets meer te zeggen (Wijs), ook

    Hij dampt as een schörstein (Valthermond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...