Ook: daampen (Zuidwest-Drenthe)
dampen
Het was warm op de dèle, de koenen stunden op de stal te daampen (Ruinerwold)
De ketel dampt
bent altijd haantje de voorste
Die vent, die lög, het dampt hum under de pet weg
vleit hem
roken
Die kerels zit hier te dampen, het is der blauw van de rook (Hijken)
Zij daampt sigaretten as een grote (Hoogeveen)
Het dampt hum um de kop
weet niets meer te zeggen (Wijs), ook
Hij dampt as een schörstein (Valthermond)