dampig bijvoeglijk naamwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: dimpig (Zuidwest-Drenthe Noord), daampig (Zuidwest-Drenthe), damperig (Zuidwest-Drenthe Zuid), damp (Midden-Drenthe)

  1. vochtig

    ...dan komt dat van vochtige warmte en dan is het er ook zo daamperig (Hollandscheveld)

    Het was damp boven het water (Gieten)

    Zie ook:
  2. mistig

    Het was zo dampig, wie kunden gain hand veur de ogen zain (Gieterveen)

    Het is wat daampig weer, de mist wil mar niet optrekken (Havelte)

    Het is aordig daampig um de bos toe (Dwingelo)

    Zie ook:
  3. benauwd(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Hij is aordig dampig op de borst, dat komp van dat dampige weer (Sleen)

    is gebekt

    dempig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...