daomeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. zeuren, treuzelen, niet opschieten

    Hij lopt wat te daomeln (Valthermond)

    Hij was zo dronken, hij daomelde al maor weg

    z. ook

    Zie ook:
  2. vergeetachtig worden, verkalkt raken

    Hij begunt te daomeln, hij kan het nich meer bieholden (Barger Compascuum)

    z. ook

    dommeln .

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...