dat II voegwoord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: det (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. dat

    Ik bin bliede da'k joe troffen heb (Barger Oosterveld)

    dat a'k oe etröffen hebbe (Hollandscheveld)

    Hie dronk gien draank meer, dat wat was

    z. ook

    Die boer, daor ze bijwoonden en dat een goeie kerel was ... (Sleen)

    Wai hadden de wind met, dat, wai stoven der over

    heeft zijn hoofd gestoten

    (...) en dus de kosten betaeld, dat er nogal in leup (Dwingelo)

    Hij bienderde met grote stappen weg, dat, doe G. der an kwam, was e nargens mèer te zien (Zwiggelte)

    (...) en dat wij der hen en kieken

    tegemoet, ook

    Al hoe kaold dat het is, een jas hef e nooit an

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...