den I -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: denne (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. denneboom

    Der stiet een hiele riege dennen, den den möt nog kapt worden (Sleen)

    Van een groffe den muken wij vroeger wagenplanken (Padhuis)

    De grove den blef bluien en de fiene

    z. ook bij

    lat de naalden vallen (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...