denken sterk, werkwoord, (on)overgankelijk, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: dèenken (Zuidwest-Drenthe), deinken (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. denken

    Wat zult ze wal van mij denken (Oosterhesselen)

    Hij denkt zo mar wat bij zien gat op

    te dicht bij

    Dat is ok te denken

    werd gevaarlijk voor hem

    Ik dèenke dat hij morgen wel zal komen (Hoogeveen)

    Wat een buie, ie zult wel deurnat wèzen, dèenk

    ook

    Wat denks do der goed over

    nauwelijks, krap

    Zie ook:
  2. bedenken

    Ie kunt toch wal deinken, daj veur zo'n pries gien good spul kunt kriegen (Hijken)

    Zie ook:
  3. heugen(Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe)

    Het maag mai neit denken daw zo'n mooie zummer had hebt (Roderwolde)

    Het mag mie nog denken dat...

    bijna (Oos) *

    Zie ook:
  4. oppassen, opletten op

    Wi'j wal even um oes Jans denken (Erm)

    Hij dut er gien denken um

    z. ook

    omdenken

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...