Ook: dèenken (Zuidwest-Drenthe), deinken (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)
denken
Wat zult ze wal van mij denken (Oosterhesselen)
Hij denkt zo mar wat bij zien gat op
te dicht bij
Dat is ok te denken
werd gevaarlijk voor hem
Ik dèenke dat hij morgen wel zal komen (Hoogeveen)
Wat een buie, ie zult wel deurnat wèzen, dèenk
ook
Wat denks do der goed over
nauwelijks, krap
bedenken
Ie kunt toch wal deinken, daj veur zo'n pries gien good spul kunt kriegen (Hijken)
heugen(Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe)
Het maag mai neit denken daw zo'n mooie zummer had hebt (Roderwolde)
Het mag mie nog denken dat...
bijna (Oos) *
oppassen, opletten op
Wi'j wal even um oes Jans denken (Erm)
Hij dut er gien denken um
z. ook
omdenken