deurluchtigbijvoeglijk naamwoord,
Zuidoost-Drenthe (veengedeelte),
Zuidwest-Drenthe NoordBron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
doorluchtig
Wat is de overeinkomst tussen ein bisschop en een kapotte bukse?
bouwval
Ze bunt baide deurluchtig(Barger Oosterveld)
Zie ook:
doorschijnend
Der zat deurluchtig glas in de deure naor het ganggien(Erica)