deurluchtig bijvoeglijk naamwoord, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
  1. doorluchtig

    Wat is de overeinkomst tussen ein bisschop en een kapotte bukse?

    bouwval

    Ze bunt baide deurluchtig (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. doorschijnend

    Der zat deurluchtig glas in de deure naor het ganggien (Erica)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...