dienderig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe

Ook: dienig (Kop van Drenthe)

  1. dik, opgeblazen, opgezwollen

    Hij is zo dienderig under de ogen (Sleen)

    Zij is lillijk te passe west en hef het hiel gezichte dienderig (Hoogeveen)

    Hij kik er van verkoldenheid helemaole dienderig uut (Ruinen)

    De hele morgen was de locht al dienderig west

    bussen legen

    dolsterig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...