dienen I werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: denen (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), deeinen (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), deinen (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), dainen (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën)

  1. dienen

    Hij mus veur zien nummer as soldaot zes maond dienen (Borger)

    Hij hef tien jaor bij de boer ediend

    z. ook

    Zie ook:
  2. misdienaar zijn

    Hij mus um zeuven uur dienen (Klazienaveen)

    Hai dainde de mizze (Emmer Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...