dil -len, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: dille (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. deel van de schop, schoffel, vork etc., waarin de houten steel wordt gestoken, steelhuis

    De schup brek mij net bij de dil of (Sleen)

    Der zit ok een dille an de zeinde

    lust graag een borrel

    Zie ook:
  2. afgeknotkegelvormige ijzeren ring achter de ploegristers, die door middel van een lange ijzeren bout

    Zie ook:
  3. laagte(Midden-Drenthe)

    Dat was een minne weg, der zaten allemaol dillen in (Beilen)

    heeft het goed voor elkaar

    del I

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...