divideren overgankelijk, werkwoord, zwak

Ook: dive(n)..., diver...

Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906
  1. slechten, egaliseren(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ie hebt daor ja een bult zaand liggen. Die muj toch wat divederen (Hoogeveen)

    Divideren is een beetie sekuurder as verliekederen (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. in het reine brengen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wij hebt de boel divideerd (Grolloo)

    Zie ook:
  3. verrichten, doen

    Hej nog wat te diverderen?

    Zie ook:
  4. overleggen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hier moet wij nog even over diverderen (Rolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...