doen I bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. dronken

    Hij hef mit zien doene kont alles kort en klein houwd (Barger Compascuum)

    Hij is zo doen as een törf (Barger Oosterveld)

    zwien (Klazienaveen)

    kenon (Sleen)

    koe (Padhuis)

    nachtegaal (Dwingelo)

    as Mestricht (Eext)

    as een kraaie (Valthermond)

    een aop (Roderwolde)

    snip (Buinen)

    kat (Een)

    nuchtern kalf (Emmen)

    toeter (Rolde)

    punter (Zuidlaren)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...