Ook: doef (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), duuf
duif
Oeze doeve röp tegen regen (Emmen)
As iene kwam te overlieden, mus de doeve de kamer oet (Sleen)
Een gebraoden doeve vlög gienene in de mond
naar toe
Zij is al zo gries as een doeve (Hoogeveen)
Zo licht, ...mak as een doeve (Hijken)
Je moet niet under aandermaans doeven schieten (Borger)
Dat is een mooi doevie
op het zandgedeelte (Bov), verder
vrouw
Hij hef het huus klaor, nou mut hij nog zien, det hij een doefien krig (De Wijk)
Die olde grieze doeve, woor bemuit die zuk met (Klazienaveen)