doezeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe

Ook: duzeln

  1. duizelen

    Het begunt mij te doezeln van al die vrömde namen (Hijken)

    (...) een klap, het duzelde mij veur de ogen (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. dommelen

    Hij lig de hiele aovend te doezeln in de stoel (Klazienaveen)

    Zie ook:
  3. buitelen (md), zie

    toezeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...