dokig bijvoeglijk naamwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: dokerig, daokig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. mistig, heiig

    Het is dokig um de bos, ij kunt niet wied zien (Sleen)

    Het wordt tegen de aovend aordig dokig over het laand (Schoonoord)

    Het is slim dokerig weer (Een)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...