doler II -s, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord
  1. dwaler, ronddoler

    Die kou is een doler

    wordt beter

    Wat een doolder van een hond (Westerbork)

    Die aole man wordt niet beter. Hie lop aaid weg, het wordt een doler (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...