domkop de
  1. dom persoon

    Wat bin ik toch een domkop west, dat ik nait beter uutkeken heb (Tweede Exloërmond)

    As der ene bleef zitten op schoele, dan reupen de jongen in koor: domkop, domkop kan niet leren, ik (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...