dommeln onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. dommelen

    Hij zat wat bij de taofel te dommeln (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. in de war zijn door ouderdom(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij begunt wat te dommeln (Hollandscheveld)

    z. ook

    daomeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...