dompeln overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. dompelen

    IJ moet die zakken beter in het waoter dompeln, anders kriej ze neeit schoon (Gasselte)

    Zie ook:
  2. vallen van een afgezaagde boom(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zo wil de boom beter dompeln (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...