donderjagen onbepaald, wijs
  1. donderjagen, opspelen, te keer gaan

    Hie dee niks as vluken en donderjagen (Sleen)

    Schei uut te donderjagen, maal mij neet langer an de kop (Ruinen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...