douwen overgankelijk, werkwoord, zwak, Veenkoloniƫn
  1. duwen, stoten

    Zie stunden veur de deur te douwen, um der in te kommen (Sleen)

    Laot oe toch niet in een hoekie douwen (Hoogeveen)

    Help gauw even douwen, het voor heui mot under dak (Borger)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...