dragelijk bijvoeglijk naamwoord

Spellingvarianten als bij: dragen

  1. te dragen, draaglijk

    De piene was dragelijk (Erica)

    As het mor niet heter wordt, is het weer nogal draogelijk (Anderen)

    Ze vreugen een dragelijke pries (Beilen)

    Veur ons, olde mensen, is het leven tegenwoordig wel dragelijk (Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...