drellen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. draaien van touw of garen

    Ik heb een bossien goren kregen, mar dat was nich goud dreld (Barger Oosterveld)

    As de wol spunnen is, mot het dreld worden tot twee- of dreidraods gaoren (Borger)

    Zie ook:
  2. verward in elkaar gaan zitten

    As je dat touw lössnobde, dan drelde het hielmaol in mekaar (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...