Ook: dreig (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), dreeg (Midden-Drenthe), dreeig (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), draig (Veenkoloniën), dr-ge (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)
kort gedrongen
Een drieg biesie (Dwingelo)
groot, royaal(Zuidoost-Drenthe)
Die kou het een dreig uur (Roden)
Die mot is zo drieg, der zult wal een koppel biggen inzitten (Borger)
De wol zit er drieg op, op dat schaop (Sleen)
Ze is al aordig dreeig
goed te pakken gehad
voordeliger uitvallend dan je denkt
Het liekt niet zoveule, mor het bakt dreeg oet (Hijken)
Dat klampie heui zit dreig in mekaor (Roderwolde)
Het is drege in het gebruuk (Diever)
Roggenstoet is drieger as weiten
een borrel drinken