Ook: driet...
luier
Het kind mot een schone drieteldoek veurhebben (Westerbork)
Hij is nog zo slop as een drieteldoek
het goede antwoord geeft, komt er een tweede
bangerd
Och, och, wat bi'j een drieteldook, een scheitzak (Ruinen)
iem. die niet op kan schieten (zwn) .
Zie ook: