drieterig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: dreterig (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. aan de diarree

    Nee, ikke geen eten, ik bin de hiele dag zo drieterig (Noordscheschut)

    De koe is niet goed, hij is ook wat drieterig (Uffelte)

    Zie ook:
  2. angstig(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wat stao ie daor drieterig te kieken (Hollandscheveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...