driftig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. driftig

    Ze is net zo driftig as heur vader (Noordscheschut)

    Wat muik e hom driftig (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. druk

    Det is een driftig kereltien (Broekhuizen)

    Die jong lop zo driftig (Grolloo)

    Zie ook:
  3. vlot(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Het waark geet hum nog driftig of (Diever)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...