drobbel -s, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: droppel (Midden-Drenthe), drubbel (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. samengedrongen groepje, kluit

    De vrouwlu stunden op een drobbel veur de lappieskraom (Borger)

    De hoesies staot op een drobbeltien (Sleen)

    Het volk stun op een droppelie (Rolde)

    op een drubbel (Schoonoord)

    z. ook

    droppie

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...