droeschen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: droesen (Zuidwest-Drenthe), druuschen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. hard schreeuwen met veel bravour

    Daor lop e weer te droeschen (Sleen)

    Hij droeschet wal wat, mar het is niet zo slim (Schoonebeek)

    z. ook

    droesten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...