drokkigheid de
  1. drukte

    Deur al die drokkigheid wi'j niet, waj eerst of lèest moet doen (Oosterhesselen)

    Een verjaordag gef een boel drokkigheid (Pesse)

    Dat haw in de drokkigheid hielemaole vergeten (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. het druk-zijn

    Hie lop het wark veurbij deur zien drokkigheid (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...